Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de [10]ambtsklederen, en de heilige klederen van [11]den priester Aaron, en de klederen van zijn zonen, [12]om het priesterambt te bedienen; 10. Versta hier, onder den naam van ambtsklederen, ook de tapijten en behangsels des tabernakels, waarvan hfdst.26 vs.36, gesproken wordt. Idem de deksels, waarmede men de tafel, de ark, het altaar en ander heilig gereedschap bedekte en bewond, wanneer men opbrak, en van de ene plaats naar de andere trok. Zie Num.4:5,9,11,12. 11. Te weten, des hogepriesters. 12. Dat is, die zij aantrokken, wanneer zij het priesterambt bedienden.